Het klinkt heel schattig: de Haarlemse brouwerij ’t Scheepje. Gesticht in 1351 en in de zeventiende eeuw op de top van zijn succes. Er staat dan een vrouw aan het roer: juffrouw Maria Olijcan.
Brouwerij ’t Scheepje levert ook op Texel, waar in het snelgroeiende Oudeschild de herbergen als paddestoelen uit de grond schieten. Zeelui en landrotten die hun geld met de scheepvaart verdienen, kunnen het kwijt bij een van de vele Ouderschilder herbergen. De familie Smit weet daar mooie slaatjes uit te slaan. In jaren dertig verkopen ze onbebouwde percelen in Oudeschild aan aanstaande herbergiers op voorwaarde dat die hun bier bij de Smitten inkopen. Prima business kennelijk, want de familie koopt goedlopende herbergen later weer terug.

Rond 1650 is Adriaen Jansz Smit een belangrijk man: hij bezit panden en percelen, organiseert de bouw van de nieuwe Hervormde kerk in het dorp, en is biersteker. Dat betekent dat hij bier inkoopt, verkoopt, en de kwaliteit ervan controleert. De legendarische herberg die later De Zeven Provinciën zal heten, is eigendom van Smit, net als een aantal percelen in de buurt.
Even later verschijnt zijn schoonzoon op het toneel. Dat is Jan Pieterszoon Braeck uit Hoorn, die in 1658 met Smits dochter Annetje trouwt. Hij is dan al 38 en heeft de functie van ‘kapitein geweldige’ – een hoge administratieve rang bij de Admiraliteit. Maar kennelijk is dat geen fulltime baan, want hij volgt zijn schoonvader op als biersteker. In 1661 verkoopt Smit de Zeven Provinciën aan de vader van Braeck, en het pand ernaast aan zijn schoonzoon. Twee andere panden doet hij ook van de hand. Zelf koopt hij het huis dat later Brakestein zal heten, en heel waarschijnlijk gaat hij er ook wonen. Een beetje afstand van de drukte in het dorp – hij is dan ook al wat ouder.
De carrière van Jan Pieterszoon Braeck gaat intussen prima. In 1666 koopt hij de Stadsherberg aan de Groene Plaats in Den Burg (wat later De Lindeboom zal heten). Hij koopt panden in Oudeschild (die hij verhuurt) en erft de Zeven Provinciën van zijn vader. Zijn schoonvader gaat in 1668 failliet, en Braeck koopt Brakestein. Hier gaat hij wonen, met zijn vrouw en hun kinderen Arien, Anna, Gideon, Pieter en Neeltje. Maar de jaren ’70 van de zeventiende eeuw zijn moeilijk. 1672 is het befaamde ‘rampjaar’ en na de Derde Engelse Oorlog (1672-1674) komen er veel minder oorlogsschepen op de rede. De economie stort in. De Braecken hebben veel bier ingekocht bij brouwerij ’t Scheepje in Haarlem, maar kunnen niet betalen. Daarom sluiten ze in 1675 een betalingsovereenkomst met eigenares Maria Olijcan.
In 1677 gaat het nog niet goed genoeg. Jan Pieterszoon verkoopt de Stadsherberg in Den Burg aan Hendrik Barents de Jong, en hij vestigt een hypotheek op Brakestein en andere panden die hij bezit. De Hoornse schepen (wethouder) Adriaan Bras is de geldschieter, maar als die rond 1684 overlijdt en de familie Braeck nog steeds krap bij kas zit, verkopen de nazaten van Bras niet alleen Brakestein, maar ook de andere bezittingen van Braeck. Jan en Annetje vallen terug op de Zeven Provinciën. Jan Braeck overlijdt in 1697 en zijn weduwe in het begin van de 18de eeuw. Het pand blijft daarna nog zo’n tachtig jaar in de familie.
En het verlaten Brakestein? Dat komt toch weer terug in de familie, doordat de dochter van de nieuwe eigenaar Gerrit Barmentloo met de oudste zoon van Jan Pietersz trouwt. Arien Braak en Sara Barmentloo stichten op Brakestein een nieuwe generatie Braak (inderdaad in een nieuwe spelling) met hun zoons Jan en Gerrit.
Gebaseerd op het onderzoek van Thijs en Miriam Klaassen in Kroegendorp, loodsensdorp, zeemansdorp (Historische reeks Texel, 2025, p. 141, 150, 153, 182, 186, 189), Den Burg 1622-1830 (Historische reeks Texel, 2018, p. 401) en Genealogie Gomes op Genealogieonline.nl. Gevelsteen brouwerij ’t Scheepje: Wikipedia.