In de 19de-eeuwse roman De liefde der eerwaarde (waar het vorige bericht over ging) schetst predikant en schrijver G.F. Haspels een hartstochtelijk verhaal over de dappere Maria die geen geluk heeft in de liefde, maar zich met haar lot verzoent als ze het zoontje van een overleden vriendin adopteert. Op Brakestein voedt ze het kind op.
In de roman komen beschrijvingen voor van het huis en de tuin. Dat is interessant, want Haspels bezocht Brakestein in de jaren ’90 van de 19de eeuw, kort voordat allerlei monumentale onderdelen uit het huis gesloopt werden. Het huis moet toen dus nog iets van zijn oude grandeur hebben gehad. Natuurlijk zal er ook de nodige fantasie aan te pas zijn gekomen, maar laten we Haspels’ beschrijving van de eetkamer eens leggen naast de historische bronnen die we hebben:
Op de geschilderde behangsels wemelde het van Oostindiëvaarders met hooge achterstevens, waarin heele verdiepingen venstertjes, van visschersschuiten, waarin bolle figuren aan de netten, en van kruitdamp in de verte over ’t bewogen water; boven de schouw met de ijzeren handvatsels was ’t kniestuk van den stichter van Brakenstein – een onderbevelhebber van de Ruyter, een vleezige kop, met lange bruine haren, forsche oogen en een zwart snorretje krullend op de bovenlip – omlijst door een eiken trophee van vlaggen, pieken, trommen en kanonnen, en boven de deur hing een dergelijk portret van den volgenden eigenaar – met de Staatsvlag in den arm, een zeeslag op den achtergrond – terwijl in de eiken lambriseeringen engeltjes met schopjes en bloemen, en herdertjes met schaapjes en de Pansfluit, de landelijke rust van deze mannen des gewelds symboliseerden.
Wat een rijk interieur! Allereerst zijn de wanden dus voorzien van geschilderd behang met een tafereel dat doet denken aan de rede van Texel: bedrijvigheid alom. Vissers zijn bezig met hun netten, VOC-schepen torenen boven alles uit met hun rijkversierde achterstevens, en in de verte hangt de kruitdamp van een saluutschot, of van scheepsgeschut dat schoon wordt geblazen – alledaagse taferelen op de Texelse rede. Kan de eetkamer er echt zo hebben uitgezien?
We weten dat Brakestein inderdaad geschilderd behang had, dat aan het begin van de 20ste eeuw helaas van het eiland verdween (naar verluidt verkocht aan Belgische handelaren). Het behang zou de vier seizoenen hebben uitgebeeld, maar de enige bron daarvoor is een mededeling van Diderika Over (1905-1998), die het behang als klein meisje had gezien en zich vooral een grappige scène herinnerde: een poepend paard, en een man die de paardenvijg opvangt in zijn hoed!
Vervolgens beschrijft de auteur de schouw met ‘handvatsels’ en daarboven een ‘kniestuk’ (een schilderij waarop de geportretteerde van kruin tot knie afgebeeld is) van de stichter van Brakestein. Dat zou Jan Pietersz Braeck moeten zijn, die Brakestein omstreeks 1660 stichtte. De beschrijving – inclusief die ‘vleezige kop’ – doet overigens sterk denken aan de beeltenis van De Ruyter zélf. Dus is het fantasie? Waarschijnlijk wel, maar hij wordt in elk geval levendig beschreven! Boven de deur hangt nóg een portret, van de ‘volgende eigenaar’, wat ook een Braak moet zijn geweest. En inderdaad had Jan Pieterszoon een zoon Arien (of Adriaan) die in 1706 een zeeslag leverde tegen de Franse generaal Claude de Forbin. Historisch gezien zou het dus kunnen, maar eerlijk gezegd is het niet zo waarschijnlijk dat er ten tijde van Haspels’ bezoek nog zulke portretten hingen, omdat er toen al meer dan honderd jaar geen Braak op Brakestein woonde.




Tot slot de eiken lambrisering met ‘engeltjes met schopjes’ en ‘herdertjes met schaapjes’. Bij die beschrijving denken we meteen aan het ‘Warmoesportaal’, een rijk bewerkte houten wand die rond 1900 van Brakestein naar Den Burg verhuisde. In de dubbele deuren schilderde Andries Warmoes in 1787 vier grisailles met kleine mollige cherubijntjes die de vier elementen symboliseren: ze zijn bezig met een visnet (water), een smederij (vuur), een vogelkooi (lucht) en schepjes en harkjes (aarde). Het lijkt erop dat Haspels dat beeld op zijn netvlies had toen hij de eetkamer beschreef.
Nogmaals, het is lastig te bepalen wat fantasie is en wat werkelijkheid, en waarschijnlijk zit Haspels’ beschrijving er zo’n beetje tussenin. Over de rest van het interieur is hij vrij kort: dat is sober, er zijn geen tapijten, en de weinige meubels die er staan – tafel, stoelen, een spiegel en een kast waar de heer des huizes zijn wijnen bewaart – gaan al vele generaties mee. Ook dát kan evengoed waar als verzonnen zijn.