Tromp, De Ruyter en … Escher?

Vlak voor de vakantie kregen we een intrigerend plaatje doorgestuurd: een portret van boer Pieter Jan Zutphen, in 1920 getekend door M.C. Escher. Pieter Jan Zutphen was begin twintigste eeuw pachter op Brakestein.

In 1920 was Escher 22 jaar en nog lang geen beroemde kunstenaar. Van jongs af aan bracht hij de zomers door aan zee, en in 1920 logeerde hij samen met zijn vriend Jan van der Does de Willebois op Texel, waar hij boer Zutphen (zijn gastheer) portretteerde. Dat zou kunnen betekenen dat we het illustere rijtje van vermeende logees op Brakestein kunnen uitbreiden: na de ‘zeehelden’ Tromp en De Ruyter ook Escher!

Nu is er voor die logeerpartijen van Tromp en De Ruyter geen snipper bewijs. Maar voor het bezoek van Escher zou misschien wél een onderbouwing te vinden zijn. Zijn vader hield namelijk een gedetailleerd dagboek bij, dat in het Nationaal Archief in Den Haag bewaard wordt. Dus op een zomeravond zitten we achter de archiefdozen, bladerend in de dagboeken. Wat een bijzondere familie, die Eschers, en wat een bijzondere tijd, zo vlak na de Eerste Wereldoorlog. In de zomer van 1920 verbleven vader en moeder Escher wekenlang in Den Haag, lezen we, terwijl hun zoon Maurits of ‘Mauk’ op Texel zat.

Aha! Hier hebben we een Haagse connectie te pakken, want de eigenaren van Brakestein woonden daar ook! Of is dat een voorbarige conclusie? De bewuste passage in het dagboek is na enig bladeren kort en duidelijk. Op 13 augustus noteert vader Escher (op dat moment weer thuis in Arnhem): Mauk komt tegen het eten van Texel, waar hij ongev. 3 weken woonde bij een boer Zutphen, bij de Koog, grootendeels met Jan Willebois. Hij maakte veel teekeningen o.a. van zijn hospes en diens 14 jarige dochter.

Bij De Koog – dat is dus duidelijk niet bij Brakestein. Maar dat ‘onze’ boer Zutphen die ‘hospes’ was is wél duidelijk, want zijn dochter Neeltje was toen inderdaad 14 jaar en bovendien hebben we dat portret van hem. Het betekent dat één van onze bronnen niet klopt: of het Boerderijenboek heeft het bij het verkeerde eind (en Zutphen woonde in 1920 niet op Brakestein maar bij De Koog), of de vader van Escher heeft het mis (en zijn zoon logeerde niet bij De Koog maar op Brakestein).

Wie zal het zeggen? Niemand waarschijnlijk, want de betrokkenen zijn er niet meer. Al moeten we toegeven dat De Koog meer voor de hand ligt als zomervakantiestek dan Brakestein. Dat neemt niet weg dat het natuurlijk prachtig is om een door Escher getekend portret te hebben van één van onze voorgangers. En wie zegt dat hij in die drie weken niet óók eens een bezoek aan Brakestein bracht – net als Tromp en De Ruyter…?

Eén reactie

  1. Theo Timmer

    Nee, het zit denk ik iets anders. In 1920 toen Escher hier logeerde, woonde Pieter Jan Zutphen nog in Geerteheem, aan de Pijpersdijk (nabij de Koog), in het voorhuis. Hij was daar boer en tevens als huisbewaarder in dienst van Conrad Kickert, die de aangrenzende boet in 1917/18 had laten verbouwen tot “atelier”. Die ruimte werd af en toe verhuurd aan bevriende kunstenaars, ook nadat Kickert in 1919 weer terugging naar Parijs. In 1920 was Escher dus te gast op Geerteheem.
    Wim Uitgeest kwam daar te wonen vanaf zijn trouwen in 1921, en kocht het pand in 1924.
    Ik weet dat Pieter Jan Zutphen in 1919 nog wel enige tijd voor Kickert werk heeft verricht in de Zandkuil bij het Doolhof. Maar pas later, vanaf 1921 verhuisde hij met zijn gezin die kant uit.

Reacties zijn gesloten.